fijne
zwarte gladde zijde voor mijn gesloten ogen
ik
zie mijn moeder
zij
is stervend
glimlacht
ze
of
lacht
ze me uit
krakende
onwezenlijke geluiden
mijn
hoofd is leeg
ik
weet niet waar, wie, waarom
ik
besef zelfs niet meer of
ik
draai rond
struikel
word
opgevangen
chaotisch
lawaai
ik
vat de oorsprong niet
mijn
wereld tolt
zou
ik ronddraaien in het heelal
welk
heelal?
van
wie?
mijn
heelal?
ben
ik een planeet tussen talloze andere planeten ?
word
ik stilaan gek
wie
ondersteunt mij?
want
ik struikel
val
mijn
adem stokt
ik
lijk te stikken
die
vervloekte fijne gladde zwarte zijde voor mijn gesloten ogen
al
dat lawaai
dat
van nergens
en
van overal komt
luid
te
luid
vaag
geroezemoes
van
waar
links,
rechts,voor, achter mij
algehele
verdwazing
knellingen
rond mijn middel
gevangen
in mijn hoofd
stekende
pijn
kwelling
ik
kan heden niet meer scheiden van verleden
ik
zie geen toekomst
ik
wankel
ik
struikel
wie
vangt mij op
ik
denk plots aan water
aan
hellevuur
ik
hoor stemmen
begrijp
de woorden niet
woorden
te
veel woorden
enkel
klank
soms
vriendelijk
soms
afstotend
ranzige
smaak in mijn mond
ik
draai rond als een tol
geen
enkel houvast
moederschoot
vruchtwater
zeegeruis
golven?
striemende
wind
gek!
die
fijne zwarte gladde zijde voor mijn open ogen
krijgt
een kleur
welke
kleur
ik
herken ze niet
een
spectrum van kleuren misschien
waarom
hoor ik Mozart?
waarom
word ik rustig?
die
fijne zwarte gladde zijde voor mijn open ogen is wit geworden
ik
zie nog steeds
mijn
moeder
ze
lacht naar mij
en
weent